Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd ook de melkverkoop door de Duitsers sterk gecontroleerd.
Elke landbouwer was verplicht een melklijst bij te houden, waarop de melkopbrengst van alle koeien ’s morgens, ’s middags en ’s avonds werd genoteerd.
Verder verscheen met het oog op het rantsoeneren van het melkgebruik volgende regeling:
– Boeren met melkkoeien kregen 1/4 liter per hoofd per dag;
– Andere inwoners hadden recht op 1/8 liter per hoofd en per dag;
– Zieke kinderen tot 3 jaar kregen 1 liter per dag op doktersattest;
– Volwassen zieken ontvingen, mits doktersattest, 1 liter per dag.
Deze regeling werd op 27 december 1917 nog eens als volgt aangepast:
– Elk huisgezin tot 4 personen had recht op 1/4 liter per dag;
– Huisgezinnen met 5 en meer personen ontvingen 1/2 liter per dag;
– Kinderen ouder dan 3 jaar kregen een 1/2 liter per dag;
– Oude, zwakke en zieke personen kregen, mits doktersattest, eveneens een 1/2 liter per dag;
– Grote gasthuizen bekwamen dagelijks 1 liter;
In Lommel waren twee melkerijen gevestigd: de samenwerkende melkerij Sint-Bernardus (Centrum) en de samenwerkende melkerij Heilig Hart (Kattenbos).
Daarnaast kregen een 35-tal landbouwers een vergunning om hun melk te verkopen, waarbij ze wekelijks slechts een bepaalde hoeveelheid mochten verhandelen. Zo kon bv. Jac. Bloemen wekelijks 28 liter melk verkopen aan zieke personen.
Het melkuitdeellokaal ontving de melk van de landbouwer of de melkerij tegen 40 cent per liter en verkocht ze vervolgens aan 44 cent per liter.
