Zeep schijnt tijdens de oorlog een onbetaalbare luxe te zijn. Begin 1916 wordt al 5 fr. betaald voor een kilo zeep, wat omgerekend naar onze tijd zo’n 25 euro is. Slechts 6 maanden later bedraagt de prijs voor diezelfde hoeveelheid trouwens al 8 fr.
Frans Vanmanshoven, die in Nederland woont, gooit voor zijn familie regelmatig een pakketje met levensmiddelen over de draad. Zijn zus is erg blij wanneer het pakketje ook zeep blijkt te bevatten. Nu kon zij zich tenminste een tijdlang behoorlijk wassen, want de zeep in België was niet alleen duur, maar ook van een uitermate slechte kwaliteit: ‘Als ge u er tweemaal mee wast, hebt ge uw heel gezicht kapot. En die zeep is hier zo duur geworden, tot 8 fr. voor een kilo. Klodzeep is hier niet meer te krijgen, er is niets dan soda.’
De benaming ‘zeepbaron’ is trouwens in België ontstaan tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het verwees oorspronkelijk naar personen die tijdens de Duitse bezetting zeep produceerden en daar dan veel geld mee verdienden. Vervolgens ging men de term veralgemenend gebruiken voor personen die zich tijdens de oorlog wisten te verrijken door op de rug van de arme burgerbevolking munt te slaan uit de oorlogssituatie.
