Met de aanleg van de elektrische draadversperring en de vastlegging van een grenszone tussen het kanaal en de Nederlandse grens was er een boerenprobleem ontstaan. Omwille van de grensversperring kwam de uitbating van sommige landbouwpercelen immers in gedrang.
Het stadsarchief maakt bv. melding van een perceel rogge, 60 à 70 are groot, dat toebehoorde aan Edmond Van Hulle en gelegen was aan de Nederlandse grens op de Kleine Barrier. Door de aanleg van de draad werd het van België afgesneden. Edmond kon de rogge niet meer zelf oogsten en het graan diende bijgevolg aan Nederlandse boeren verkocht te worden. Landbouwers Jan Van Och en Frans Michiels, die op de Kleine Barrier in Bergeijk woonden, waren geïnteresseerde kopers. Aan de burgemeester van Bergeijk werd gevraagd hierin te willen bemiddelen.
