Om de hulpverlening te financieren beslist de Belgische regering in Le Havre in november 1914 om elke maand 25 miljoen frank te storten aan de Commission for Relief of Belgium (zie ook ‘Hulpverlening op nationaal niveau’).
Stilaan komt de goederenstroom op gang: De CRB is verantwoordelijk voor de aankoop van levensmiddelen en zorgt eveneens voor het transport naar Europa. Het Nationaal Hulp- en Voedselcomité organiseert de verdeling van de goederen in het bezette België en draagt de kosten voor het transport van de levensmiddelen.
De initiële bedoeling is te zorgen voor een pakket van 1.200 kilocalorieën per dag per inwoner (bestaande uit o.m. brood, spek, erwten, rijst en maïs). Dit streven wordt echter nooit bereikt. In 1917, wanneer ook Amerika zich in de oorlog mengt, bereikt nog slechts 54% van de voorop gestelde hoeveelheid de consument, omdat nu ook de Amerikaanse vrachtschepen door Duitse U-boten worden getorpedeerd. Hele ladingen graan gaan letterlijk naar de haaien.
De Amerikaanse ambassadeur, Brand Whitlock, die voor de CRB vanuit Brussel tot dan toe de bevoorradingen coördineerde, wordt in 1917 vervangen door zijn Spaanse en Nederlandse collega’s in het ‘Comité Hispano-Néerlandais’.
