De Duitse strategie, gedetailleerd omschreven in het von Schlieffenplan, voorziet een snelle doortocht van het Belgische grondgebied en Noord-Frankrijk. De Duitse legerstaf acht slechts 40 dagen noodzakelijk om Parijs te bezetten. Het Russische leger zou circa een maand nodig hebben om te mobiliseren en als de verovering van Frankrijk langer dan de vooropgestelde veertig dagen duurde, zouden de Duitsers op twee fronten moeten strijden.
Maar de doortocht van België kost meer moeite dan voorzien en het verzet van het ‘brave little Belgium’ irriteert de Duitsers mateloos. De represailles zijn hard en de bevolking incasseert: executies, verkrachtingen, brandstichting, … de lijst met wreedheden is lang.
Door de angst voor het toenemende geweld verlaten talloze burgers have en goed en vluchten niet minder dan anderhalf miljoen Belgen naar het Buitenland. De meesten van hen zoeken asiel in Nederland, Frankrijk of Engeland.
Zo wordt het neutrale Nederland de eerste weken van oktober 1914, na de val van Antwerpen, overrompeld: naar schatting een miljoen Belgen trekt over de grens. Diegenen die niet in hun eigen onderhoud kunnen voorzien, worden door de Nederlandse regering in tenten- of barakkenkampen ondergebracht. Het grootste deel van de burgervluchtelingen keert voor het einde van het jaar weer terug naar België, slechts een 80 000 Belgen blijven in Nederland tot het einde van de oorlog. Velen van hen werken er bij boeren, in fabrieken of mijnen.
Ook uit Lommel zijn tientallen vluchtelingen gekend. De meesten van hen verblijven tijdens de oorlog in de Nederlandse grensgemeenten (van waaruit ze vaak het Belgische verzet steunen) of het Engelse Swansea (waar verschillende vluchtelingen in de zinknijverheid worden tewerkgesteld).
