zeep: een luxeproduct

Zeep schijnt tijdens de oorlog een onbetaalbare luxe te zijn. Begin 1916 wordt al 5 fr. betaald voor een kilo zeep, wat omgerekend naar onze tijd zo’n 25 euro is.  Slechts 6 maanden later bedraagt de prijs voor diezelfde hoeveelheid trouwens al 8 fr.

Frans Vanmanshoven, die in Nederland woont, gooit voor zijn familie regelmatig een pakketje met levensmiddelen over de draad. Zijn zus is erg blij wanneer het pakketje ook zeep blijkt te bevatten. Nu kon zij zich tenminste een tijdlang behoorlijk wassen, want de zeep in België was niet alleen duur, maar ook van een uitermate slechte kwaliteit: ‘Als ge u er tweemaal mee wast, hebt ge uw heel gezicht kapot. En die zeep is hier zo duur geworden, tot 8 fr. voor een kilo. Klodzeep is hier niet meer te krijgen, er is niets dan soda.’

De benaming ‘zeepbaron’ is trouwens in België ontstaan tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het verwees oorspronkelijk naar personen die tijdens de Duitse bezetting zeep produceerden en daar dan veel geld mee verdienden. Vervolgens ging men de term veralgemenend gebruiken voor personen die zich tijdens de oorlog wisten te verrijken door op de rug van de arme burgerbevolking munt te slaan uit de oorlogssituatie.

Een naoorlogse zeepreclame: Een dame stelt blij vast dat er na de Eerste Wereldoorlog weer ‘Pleines zeepen’ te verkrijgen zijn.

Dominicus De Graaf

Dominicus De Graaf wordt geboren op 9 februari 1895. Hij is één van de 10 kinderen van Lambertus De Graaf en Maria Aldegonde Van Baelen, een landbouwersgezin te Lommel-Kolonie.

Als oorlogsvrijwilliger neemt Dominicus dienst bij de Carabiniers-Cyclisten. Hij overlijdt op 16 februari 1916 in een ambulance, sector Diksmuide, nadat hij door een Duitse kogel in zijn hart is geraakt. Dominicus vindt zijn laatste rustplaats in Adinkerke, waar ook zijn broer Paulus Lambertus, werd begraven.

Belgische Carabiniers-Cyclisten

De Carabiniers-Cyclisten worden omwille van hun donkere uniform, hun snelle aanval en geluidloze aftocht in de nacht, door de Duitsers al snel de ‘Zwarte Duivels’ genoemd. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog leveren ze een belangrijke bijdrage aan de Slag der Zilveren Helmen bij Halen, waar ze de Duitse cavalerie weten terug te dringen.

Tijdens de terugtocht naar de Ijzer doen de Carabiniers-Cyclisten, omwille van hun beweeglijkheid, dienst als achterwacht en kunnen zo de vijandelijke achtervolging vertragen. In de stabilisatieperiode aan de Ijzer werken ze samen met de Infanterie om de wachtdiensten in de loopgraven te verzekeren.

Eduard Bruyninkx

Eduard Bruyninkx wordt geboren op 6 april 1886 in Diest. Als commies bij de belastingen verhuist hij in september 1913 naar Lommel.

Tijdens de oorlog is Eduard korporaal bij het 14e Linieregiment, 3e Bataljon, 1e Compagnie. In deze hoedanigheid is hij o.a. betrokken bij de slag om Luik en de belegering van Antwerpen.

Op 6 februari 1916 overlijdt Eduard Bruyninckx in een interneringskamp te Utrecht. Zijn overlijdensakte vermeldt: ‘Stierf voor België’.

Op 10 oktober 1914 valt de vestingstad Antwerpen en behalve zo’n 1.000.000 burgers vluchten ook ruim 40.000 Belgische soldaten naar het neutrale Nederland. Sommigen onder hen zien kans om via Nederland naar Engeland te ontkomen en weer dienst te nemen aan het front. Om zijn neutraliteit te bewaren, wil Nederland dit echter voorkomen en zo gebeurt het dat tienduizenden Belgische militairen, waaronder ook Eduard Bruyninckx, in Nederlandse interneringskampen terecht komen.

Belgische militairen in een Nederlands interneringskamp (bron: Geschiedenislokaal Utrecht)