Jan Clemens

Drie Lommelse kameraden – Jan Clemens (° 1897), Jan Lavreysen    (° 1897) en Henri Vercammen (°1896) – besluiten in 1916 om samen Lommel te ontvluchten en het Belgische leger aan de Ijzer als oorlogsvrijwilligers te vervoegen. Ze worden echter aan de draadversperring door Duitsers gearresteerd.

Fieke Jansen, de latere vrouw van Jan Clemens, vertelt in 1994 wat zij zich nog over deze gebeurtenissen herinnert:

‘Ze meenden langs Nederland naar het Belgische leger te gaan maar ze werden aan de draad opgepakt op 16 januari 1916, de eerste dag dat er stroom op stond. Ze raakten er ‘iets’ aan toen het ‘knitste’.  Daarna durfden ze niet meer verder en werden ze aangehouden.’

Door de Kreizcommandant van het arrondissement Maaseik worden de kameraden vervolgens veroordeeld tot politiek gevangenschap in Duitsland. Fieke weet in 1994 te vertellen dat Jan Clemens na zijn gevangenneming in Maaseik wordt gemolesteerd, door hem aan een boom vast te binden en hem te verplichten in de zon te kijken.

Jan Clemens zit als politiek gevangene 33 maanden vast in een Duits strafkamp. Blijkbaar wordt hij er door de  Duitse kampoverheid verplicht om voor zijn medegevangenen toneel te spelen, tot tweemaal per week toe. De toneelervaring die hij er opdoet, benut hij later als regisseur en hoofdrolspeler van de populaire toneelkring van de Lommelse Ambrosiusgilde.

In het kamp lijdt hij echter ook ernstige honger, wat hem verplicht tot het eten van aardappelschillen. Gedurende verschillende dagen dient hij bij guur weer op een brits te slapen zonder dekens.

Na de wapenstilstand in november 1918 trekt hij te voet weer naar huis. Zijn kleding die vol luizen zit, stopt hij bij zijn thuiskomst in de grond. Het is dan 26 november 1918.

Jan Clemens