Over graan en graanleveringen

In 1915 is er in bezet België sprake van een enorme voedselschaarste en dreigt voor vele gezinnen de hongersnood. Omdat het beloofde Amerikaanse graan pas in oktober 1915 met veel vertraging zal toekomen, wordt door het Provinciaal Oogstbureel, een afdeling van het Nationaal Hulp- en Voedingscomité, aan de opkopers van graan opdracht gegeven de landbouwers aan te zetten hun graanoogst zo vlug mogelijk te dorsen en te leveren aan het Hulp- en Voedingscomité. Vele landbouwers beweren echter de opgegeven hoeveelheid graan niet te kunnen leveren. Omdat de aanvoer van graan uitblijft doet het Oogstbureel een beroep op het gezag van de Duitse bezetter. Zo worden in een verordening van 30 juli 1915 de burgemeesters verplicht om de aangeslagen graanleveringen stipt na te komen. Het nazicht van de leveringen zou desnoods door de Duitse overheid geschieden.

Aangifteformulier m.b.t. de inbeslagname van graangewassen voor de voeding (oogst 1915)
Aangifteformulier m.b.t. de inbeslagname van graangewassen voor de voeding (oogst 1915)

Alfons De Ridder, beter bekend als Willem Elsschot, was tijdens de eerste wereldoorlog secretaris van het Provinciaal Oogstbureel in Antwerpen en omschreef de situatie als volgt: ‘Daar de Duitsers in 1914-1918 de enige uitvoerende macht waren, de enigen die wapens droegen, waren zij ook de enigen die werkelijk iets konden doen wanneer boeren weigerden te leveren omdat zij liever op de zwarte markt en aan opkopers verkochten die achterduims voor de Duitsers werkten. Het Nationaal Komiteit voor Hulp en Voeding zag zich dus gedwongen de Duitsers te verplichten tegen zulke boeren op te treden en hun periodiek de namen op te geven van de weigeraars. De Duitsers kregen trouwens mededeling van al de opkopen van het Nationaal Komiteit.’

Op 25 augustus 1915 verstrekt het Provinciaal Oogstbureel te Hasselt de opkopers de volgende onderrichtingen:
– Er is dringend eten nodig en elk treffelijk mens moet tot de voeding van zijn evenmens meewerken: uitstel van levering kan de bevolking de grootste moeilijkheden berokkenen.
– Het Duits bestuur zal degenen, die niet leveren, toch verplichten.
– De opkopers worden verzocht geen kleinere aankopen te doen dan 100 kg van elke graansoort ten einde de onkosten zo laag mogelijk te houden.
– De landbouwers worden verzocht zo haast mogelijk de ganse levering ineens uit te voeren.
– De opkopers zullen zich overtuigen van de kwaliteit der koopwaar en de prijs stipt vaststellen volgens de kwaliteit.
– De tarwe moet beter verzorgd en gezuiverd worden, daarom dient bijzondere aandacht besteed aan de tarwe van slechte hoedanigheid, die niet voldoet voor broodverwerking.
– Indien er slechte tarwe is, moet de opkoper zulks melden aan het Provinciaal Oogstbureel.

Twee maanden later, op 26 oktober, dringt het Provinciaal Oogstbureel er bij Gerard Sevens, opkoper te Neerpelt, nogmaals op aan om zo snel mogelijk graan aan te kopen. Indien de landbouwers niet dadelijk tot dorsen overgaan, zullen de Duitsers doen dorsen, met betaling door de landbouwer van 2/3 van de kosten, zonder daarbij echter de straf te rekenen waaraan de landbouwer zichzelf blootstelt.

 

Arthur Jacob Jozef Dingens

Arthur Jacob Jozef Dingens wordt geboren op 19 februari 1895. Hij is de zoon van Jan Frans Dingens, rijtuigbouwer en herbergier, die ook wel gekend is als ‘de Smid’.

Arthur gaat naar de oorlog als vrijwilliger. Hij overleeft echter ternauwernood. Na een bombardement wordt hij gewond afgevoerd en moet zijn linkerbeen worden geamputeerd.

Op 25 oktober 1918 schrijft Henri Verkammen aan zijn moeder hierover dat Arthur Dingens in het Belgisch militair hospitaal te Rouen ligt: “Hij was reeds lang gewond, verloor een been, maar gedraagt zich zeer moedig en maakt zich niet het minst druk om zijn ongeluk. Hij loopt op krukken en doet alsof hem niets ontbreekt … .”

Na de oorlog trouwt Arthur met Maria Tierelieren en samen krijgen ze twee kinderen: Jan Frans en Philomena.

Arthur overlijdt in 1936 op amper 41-jarige leeftijd.

Arthur Jacob Jozef Dingens