De Grenszone

De Duitsers beperken het verkeer van mensen zo veel mogelijk. Daardoor wordt het leven veel plaatselijker.   Als je je buiten de eigen Kommandantur wilt begeven, heb je een Passierschein nodig, een schriftelijke – en overigens te betalen – toestemming om gedurende enkele uren (uitzonderlijk dagen) de woonplaats te verlaten.

Vanaf 7 juli 1915 wordt door het Duitse Gouvernement Generaal in de Kreis Maaseik (waartoe ook Lommel behoort) een grenszone vastgelegd tussen het kanaal en de Nederlandse grens.  Binnen deze zone is een Passierschein vereist voor trein, scheepvaart, kleinbaanverkeer en wagenverkeer – fietsverkeer is volledig verboden.  Wie zonder geldige ‘Schein’ wordt betrapt, kan een zware straf verwachten.  Enkel voetgangersverkeer is vrij op voorwaarde dat men z’n Personalausweis (paspoort) op zak draagt.

In Lommel zijn alle overgangsplaatsen aan de Nederlandse grens gesloten.  Slechts drie grensovergangen blijven open: Hamont, Molenbeersel en Kessenich.

Over de grens wonende personen moeten hun Personalausweis tot 15 juli 1915 laten voorzien van de stempel G.Z. (grenszone).  Vanaf 27 juli 1915 worden paspoorten alleen nog afgeleverd na grondig onderzoek van de omstandigheden door het Duits paspoortenbureel in de gemeente.  De aanvragers moeten persoonlijk naar het bureel komen, desgevallend zelfs naar Maaseik, om er hun problemen en moeilijkheden in verband met de grenszone toe te lichten.

Vanaf 15 oktober 1915 worden Passierscheine in het grensverkeer naar Nederland voor levensmiddelen alleen nog uitgegeven als de aanvrager een geldige ‘Ausweis’ van de overheid heeft, waaruit blijkt dat hij/zij geen verwanten heeft in het vijandelijke leger of in een Nederlands interneringskamp.

In het voorjaar van 1916 vertelt moeder Verkammen aan zoon Henri over de begrafenis van  Karel Michiels uit Lommel Barrier: “De dode mocht over de Brug, de levenden niet …”.

Passierschein uitgereikt aan Sporen Peter uit Neerpelt, geldig van 2 tot 16 juli 1915
Passierschein uitgereikt aan Sporen Peter uit Neerpelt, geldig van 2 tot 16 juli 1915

 

Het Guldenboek

Verschillende oudstrijders ontvingen na de eerste wereldoorlog een ‘Vuurkruis’.  Onder meer de Lommelaars PeerJan Agten en Henri Beysen kregen een dergelijke medaille.  Dit ereteken werd voorbehouden aan allen die de ‘vuurkaart’ hadden ontvangen.  Met andere woorden alle veteranen die aan het front onder vuur hadden gestreden.  Het Vuurkruis werd niet postuum uitgereikt.

Tijdens de jaren dertig werd door het Uitgevershuis J. Rozez het ‘Guldenboek’ uitgegeven, waarin namen en vaak ook foto’s van oorlogsveteranen die in het bezit waren van een vuurkaart, zijn samengebracht.

Op de beginpagina van het guldenboek staat telkens een voorbeeld van een vuurkaart.  Elke veteraan die het boek bestelde ontving een gepersonaliseerde versie met een afbeelding van ‘zijn’ vuurkaart.  De veteraan die in het boek wou vermeld worden moest hiervoor een formulier invullen.  Daar moest hij o.a. opgeven welke onderscheidingen hij had ontvangen.  Een deel van de opbrengst van het boek diende ter ondersteuning van het ‘Fonds der grootse verminkten en invallieden’.

Voor de geïnteresseerden: Op de website www.tenboome.webruimtehosting.net/guldenboek/Guldenboekprojecttotaal/guldenboek.htm vind je een online versie van het Guldenboek.  Je kan er zoeken op naam, woonplaats of regiment.

Elk boek bevat ook een chronologisch overzicht van het verloop van de oorlog en je vindt er ook de geschiedenis terug van de regimenten die deelnamen aan de Eerste Wereldoorlog.

vuurkaart

Henri Beysen en Alfons Dirx

Henri Beysen (° 20 februari 1893) is de enige zoon van landbouwer Hendrik Beysen en Everdina Verbeek.  In 1904 hertrouwt zijn moeder met Peter Jacobus Berkmans, een voerman die later, in 1929, om het leven zou komen door verdrinking.

Na de oorlog, Henri is soldaat bij de loopgravenartillerie (10e linieregiment), trouwt hij Lucia Bastiaens.  Hun zoon Peter Jozef wordt geboren op 20 november 1920.

Op onderstaande foto staat Henri afgebeeld met kameraad Alfons Dirx (° 29 mei 1894).  Alfons dient tijdens de oorlog bij het 5e linieregiment.  Ook hij overleeft WOI.  Op 19 oktober 1920 huwt hij met Maria Vreys.   Samen krijgen ze twee zonen, Frans Arnold (°1921) en Adriaan (°1934).

Henri Beysen (links) en Alfons Dirx (rechts)
Alfons Dirx (links) en Henri Beysen (rechts)

Brievensmokkel – deel 2

Tijdens de oorlog worden de Belgische postkantoren onder Duits toezicht geplaatst.  De enveloppen moeten verplicht openblijven zodat de Duitse censuur alle brieven kan lezen.  Over plaatselijke of militaire situaties mag niets geschreven worden.  Vanaf juni 1915 worden alleen nog zakelijke brieven toegelaten, particuliere post moet vanaf dan per briefkaart.

Briefsmokkelaars verzorgen sinds begin 1915 een alternatieve postdienst.  Brieven worden door hen clandestien naar Nederland gebracht van waaruit ze via Engeland naar het front worden verstuurd.  Aanvankelijk gebeurt de brievensmokkel kosteloos, maar al snel vragen de smokkelaars voor deze risicovolle onderneming 0,25 fr. tot 1 fr.

Aanzienlijk wat mensen klagen echter over het feit, dat er zo weinig brieven toekomen.  Sommige beweren zelfs dat veel brieven helemaal niet overgebracht worden, dat men wel het geld ervoor optrekt maar de brieven vernietigt.  Daarom vraagt moeder Verkammen aan haar zoon Henri (zie ook brievensmokkel – deel 1) de data van haar brieven op te schrijven.  Zijzelf zou ook optekenen met wie zij ze meegeeft, zo wist ze dan wie de post ook effectief verstuurde.

De aanleg van de elektrische draadversperring zal de briefsmokkel uiteindelijk nog meer bemoeilijken.  In de vroege lente van 1915 doet het gerucht de ronde dat de Duitsers het idee hebben opgevat om de grens met Nederland over de hele lengte van Gemmenich tot de zee af te grendelen met een draadversperring, geladen met hoogspanningsstroom.  Veel inwoners zien het in eerste instantie als een grap, maar al in april van 1915 gaan de Duitse genie-eenheden met de aanleg van de beruchte ‘dodendraad’ van start.

reconstructie van de dodendraad in Hamont-Achel
reconstructie van de dodendraad in Hamont-Achel

 

Brievensmokkel – deel 1

De brievensmokkel over de grens tussen de families en de frontsoldaten verliep tot nog toe vlot.  De schriftelijke band met het thuisfront is een troost voor zowel de soldaat als zijn geliefden en brengt verlichting in de kille loopgraven.

Naarmate de oorlog vordert wordt het briefverkeer echter alsmaar moeilijker en kan het maanden duren voor een brief zijn bestemmeling bereikt.  Oorzaak hiervan zijn het verscherpt toezicht aan de grens, de draadversperring en de strenge bestraffing van briefsmokkelaars.

In maart 1915 ontvangt moeder Verkammen nog liefst 6 brieven van haar zoon Henri (Ijzersoldaat en later gemeentesecretaris in Lommel).  Gedurende de maand april wordt geen enkele brief ontvangen.  In haar schrijven van 3 mei 1915 verklaart moeder Verkammen aan Henri dat de Duitsers uiterst streng optreden aan de grens.  Niemand mag over het Kempens Kanaal passeren.  Zo krijgt Ward Bressers (hun vaste brievensmokkelaar, die aan de Gestelsedijk over Brug 12 woont) geen toestemming meer om naar het kantoor op de fabriek te gaan en mogen de boeren hun achter het kanaal gelegen akkers niet langer bewerken.  Als er brood van het ‘hulpkomiteit’ uit Nederland aan de grenspost wordt geleverd, dan waken de Duitsers er bovendien zorgvuldig over dat er geen woord wordt gewisseld tussen de Nederlandse brengers en de Belgische afhalers.  Soms worden brieven afkomstig van het front al in Nederland geopend en wordt de inhoud mondeling aan de familie in Lommel bericht.

Verder schrijft moeder Verkammen: “Deze morgen bracht Mie Hut (echtgenote van Frans Van Broekhoven) 2 brieven binnen: van 14 en 19 april 1915.  Deze namiddag komt ze terug om de nieuwe brief (voor Henri) op te halen.  Het is een vrouw die veel riskeert om wat bij te verdienen, want het wordt een gevaarlijk spel.  Vorige maand werd de broer van de koster van Kerkhoven opgeleid tussen 2 Duitsers.  Hij zou denkelijk overgebracht worden naar Maaseik ter ondervraging, omdat hij een gesmokkelde brief bij zich had”.

Henri Verkammen
Henri Verkammen
Onderste rij in het midden: Maria Vereyken (moeder Verkammen)
Onderste rij in het midden: Maria Vereyken (moeder Verkammen)

Jozef Hendrickx

Jozef Hendrickx wordt geboren in Antwerpen op 19 september 1891.  Hij is de zoon van Marie Thérèse Hendrickx, zijn vader is echter niet gekend.  Jozef groeit op in Lutlommel, waar hij inwoont bij landbouwer Coenrardus Loomans.

Op 30 augustus 1913 huwt hij met Anna Catharina Gerits.   Zes maanden later wordt hun enige zoon, Peter Ludovicus, geboren.
Het gezin heeft het niet breed en moet rondkomen met het karige loon dat Jozef als fabrieksarbeider verdient.

In juli 1914 wordt Jozef opgeroepen bij het 12e linieregiment, 1e bataljon, 4e compagnie.  Met zijn regiment neemt hij deel aan de verdediging van Luik, de acties rondom Antwerpen en de slag om Diksmuide.  Tijdens deze bloedige slag (van 16 tot 26 oktober 1914) verliest het regiment een derde van zijn effectieven.  Is het hier dat Jozef Hendrickx zwaar verwond wordt of bij een ander gevecht aan het front?  In elk geval wordt hij ter verzorging opgenomen in het hospitaal La Bucaille in Cherbourg (Noordt-Frankrijk), waar hij op 10 januari 1915 alsnog aan zijn verwondingen overlijdt.

Enige tijd voor zijn dood schreef Henri Verkammen nog aan zijn moeder dat hij Jozef Hendrickx uit Lutlommel achter de IJzer had ontmoet.  Zijn familie was er heel gelukkig om geweest.

dstadh1

Peter Alfons Victor (Petrus) Berghmans

Petrus Berghmans is de zoon van Ferdinand Berghmans en Contstantia Luyten.  Hij wordt geboren in Balen op 23 juli 1889.
Net als zijn vader gaat hij aan de slag als spoorarbeider.

Gedurende  ’14 – ‘18 dient hij het 15e linieregiment.

Na de oorlog huwt Alfons met  Maria Virginia Werelts uit Mol.  Samen krijgen ze 5 kinderen.  In 1927 verhuist het gezin naar Lommel-Werkplaatsen.

Op 1 oktober 1916 ontvangt Frans Vanmanshoven in Eindhoven een brief van een onbekende met de dringende bede hem door te sturen naar het front.  De brief blijkt geschreven door moeder Constantia en is gericht aan haar zoon Petrus.  Ze vraagt Petrus haar te schrijven en vertelt dat het haar veel verdriet doet nog steeds geen bericht van hem  te hebben ontvangen.  Verder laat ze weten dat ‘ze met hun witte schimmel voor den Duits zijn moeten verschijnen’, maar dat ze hem gelukkig niet moesten afgeven.
Vanmanshoven stuurt de brief onmiddellijk door maar hij bereikt de bestemmeling niet.  Op 17 november 1916 wordt de brief terugbezorgd in Eindhoven.

Petrus Berghmans
Petrus Berghmans