Het gemeentebestuur tijdens WOI

Zoals eerder al is aangehaald, blijven van het Belgisch democratisch bestel enkel de gemeenteraden functioneren, weliswaar met de toestemming van de Duitse bezetter.

De samenstelling van de gemeenteraad was vanaf 1912 als volgt:

Burgemeester
Burgemeester François Van Ham wordt geboren in Lommel op 9 maart 1859 als zoon van Hendrik Van Ham en Aldegonda Alen.  Zijn vader is een welgestelde landbouwer op de wijk Driehoek en eveneens schepen in het gemeentebestuur.   Met het oog op de opvolging van het notariaat van zijn oom Henri Alen (notaris in Lommel van 1857 tot 1885), start Van Ham in 1880 een studie rechten aan de Leuvense universiteit.  Hij schijnt echter meer van paardrijden te houden dan van studeren en behaalt uiteindelijk geen universitair diploma.  Terug in Lommel vestigt hij zich als zakenman en gaat hij, in navolging van zijn vader, de politiek in.  In 1891 huwt hij met Anna Moons en in 1893 wordt hun enige dochter Helena geboren.  Na de oorlog wordt Van Ham voor zijn verdiensten in de periode ’14-’18 bekroond tot ridder in de Leopoldsorde.  Van Ham overlijdt in 1935.

Schepenen
–  Willem Jozef Tournier, handelaar in hout en steenkool
–  Peter Jan Grevendonk, landbouwer

Raadsleden
–  Peter Michel Broeks, verzekeringsagent
–  Peter Godefridus Joosten, textielhandelaar
–  Jan Jozef Van Breugel, koster
–  Jacobus Vanderhoydonks, landbouwer
–  Frans Vanhoof, landbouwer
–  Jozef Vanlimbergen, landbouwer
–  Peter Frans Vansummeren, landbouwer en herbergier
–  Peter Jan Willekens, molenaar

Het Lommelse bestuur zit de hele bezettingstijd uit.  Bij het uitbreken van de oorlog blijft iedereen op zijn post; niemand ontvlucht zijn verantwoordelijkheid.

In 1915 moeten normaal nieuwe gemeenteverkiezingen plaatsvinden, maar een Duitse verordening (16 juni 1915) verlengt de mandaten van de bestaande leden voor onbeperkte duur.

Burgemeester Frans Van Ham
Burgemeester François Van Ham
De burgemeesterswoning die Van Ham aan de Stationsstraat liet bouwen
Het Lommelse gemeentehuis vlak na de verbouwingen in 1911-1913

 

 

 

Maria Elisabeth Neuteleers-Bleys

Maria Elisabeth Bleys reist met haar kinderen (Maria en Peterke) een 5-tal weken na Bet Agten naar Swansea.  Haar man, Miel Neuteleers, was haar vooraf gegaan.  In een brief  aan schoonbroer Frans Vanmanshoven in Eindhoven (gedateerd 11 november 1915) vertelt ze hoe ze meer dan een maand onderweg waren.  In Breda hadden ze 7 dagen moeten wachten alvorens naar Rotterdam te kunnen vertrekken.  Omdat er voorlopig geen boten meer naar Engeland voeren duurde het daarna nog eens 14 dagen voor ze effectief naar Engeland konden vertrekken.  Na 13 uren boot (zonder ziek te worden!) en 2 uren spoor arriveerden ze uiteindelijk in Londen.  Hier moesten ze andermaal 16 dagen wachten op een trein die haar en de kinders uiteindelijk tot Swansea zou brengen.

Verder schrijft ze dat Miel, haar man, in de zinkfabriek van Swansea wel 10 frank per dag verdient, een loon waarmee ze gemakkelijk rond kunnen komen, ja zelfs een beetje sparen.  Er zijn in Swansea trouwens veel Belgen, die volop plezier onder mekaar hebben en allemaal aan de zinkovens werken.  Maar ‘geen goed werk voor u, Frans, dus blijf maar ginder in Eindhoven’, bedenkt ze.

Ook geeft Maria Elisabeth haar onverbloemde mening over ‘sommige Belgische meisjes’ (ze bedoelt degenen die omgang hebben met Duitsers), terwijl zoveel jongens hun bloed vergieten aan het front.  ‘Ze moesten ze later ophangen’.

In latere brieven vermeldt ze nog frontsoldaat Jef Van Brabant, die kennis heeft met haar zus Katrien Bleys, te verwachten.  Jef is de zoon van de brugwachter van de Barrier.  Eind 1916 komt Jef inderdaad op bezoek bij de Neuteleers in Swansea.  Hij vertelt: ‘Ze zitten daar prachtig en hebben niets tekort.  Ze zien er allemaal evengoed uit!’  In 1917 krijgt Jef elke 4 maanden 14 dagen verlof en trekt hij telkens de plas over naar Engeland om bij Miel Neuteleers te logeren.  Hij zegt er als een zoon te worden ontvangen en hoe zalig het is om de oorlog eens volledig te kunnen vergeten.

Uit alle briefwisseling blijkt dat de Belgische families in Swansea goede aard hebben, dat het er ‘veel beter is van eten en drinken’ dan in het bezette thuisland en ze bovendien nog wat konden sparen ook.  Maar niettemin is er bij elke jaarwisseling toch de verzuchting om het komende jaar weer Nieuwjaar te kunnen vieren op de Barrier.

Eén man zou na de oorlog echter niet meer naar de Barrier terugkeren: Miel Neuteleers, echtgenoot van Maria Elisabeth Bleys, sterft nog voor het einde van de oorlog en wordt begraven op het kerkhof te Danygraig, nabij Swansea.

Een jaar later (op 15 juli 1918) hertrouwt Maria Elisabeth in Swansea met Lommelaar Peter Jacobus Clemens.  Samen keren ze na de oorlog terug naar Lommel.

Familie Neuteleers-Bleys en Jef Van Brabant
Familie Neuteleers-Bleys en Jef Van Brabant
Peter Jacob Clemens en Maria Elisabeth Bleys
Peter Jacob Clemens en Maria Elisabeth Bleys

 

Elisabeth Neuteleers-Agten

Bet Agten, de vrouw van Harrie Neuteleers, doet in een brief (gedateerd 18 oktober 1915) aan schoonbroer Frans Vanmanshoven (die bij Philips in Eindhoven werkt en tijdens de oorlog in Nederland verblijft) haar relaas over de eerste maanden in Engeland:

De reis naar Swansea duurde liefst 15 dagen.  Eerst 3 dagen oponthoud in Breda, dan 2 dagen wachten in Rotterdam en vervolgens nog eens 10 dagen geduld in Londen om uiteindelijk per trein naar Swansea af te reizen.

Al bij al valt het echter goed mee in Engeland.  Harrie verdient er goed en ze wonen er in hetzelfde huis als Miel en Maria Elisabeth.  Nog andere Belgen wonen in de buurt.

Anna en Willem (de oudste kinderen van Harrie en Bet) gaan elke dag naar school en spreken al vlot Engels.  Willem (5 jaar) zingt zelfs Engelse Iiedjes.  Bet is de taal nog niet machtig en ze vraagt zich af of ze het wel ooit zal kunnen spreken.  Dochter Anna (7 jaar) vergezelt haar steeds  naar de stad om te helpen bij het boodschappen doen.   Anna leest ook al vlot in de catechismus.  Het ‘Vlaamse boek der 2e klas’, dat door Frans voor Anna werd opgestuurd, is trouwens  goed ontvangen.
Maria (4 jaar), Mielke (3 jaar) en Peterke (2 jaar) (Maria en Peter zijn de kinderen van Miel en Maria Elisabeth) gaan voorlopig nog niet naar school.

Verder vertelt Bet dat ze al brieven ontving van broer Peerjan, van Peer Verkoyen, van Ferdinand van Trees uit de Kolonie, van Janis Verhoeven, van Jef Vanbrabant en van Staf en Jaak Scholiers.  Ze schreef zelf ook al verschillende brieven naar huis, maar kreeg nog geen antwoord.  Waarschijnlijk omdat de post moeilijk over de grens geraakt, bedenkt ze.  Bet vraagt  daarom aan Frans Vanmanshoven, om, wanneer hij naar de grens zou gaan om zijn familie te zien, haar ouders te laten weten niet naar Engeland te komen.

In een andere brief (gedateerd 17 september 1916) vraagt Bet  haar broer Jef Agten, die bij Frans in Eindhoven werkt, om een lange brief te schrijven met al het nieuws over de familie en de Barrier.

Familie Neuteleers

Jozef Emile (° 16 december 1881) en Ferdinand Harrie (° 8 oktober 1883) Neuteleers zijn de zonen van Willem Neuteleers en Anna Maria Virginie Clemens uit Kermt.  Na de dood van vader Neuteleers in 1890 hertrouwt Anna Maria Virginie met de Lommelaar Louis Vanmanshoven en verhuizen beide broers met hun moeder naar Lommel, waar later ook halfbroer Frans Vanmanshoven wordt geboren.

De band tussen de broers blijkt ook op later leeftijd hecht.  Zowel Miel als Harrie werken bij de zinkfabriek van Overpelt en na hun huwelijk (Harrie huwt in 1907 de Hechtelse Elisabeth (Bet) Agten (°1887) en Miel trouwt in 1911 met Maria Elisabeth Bleys (°1892) uit Lommel) vestigen beide gezinnen zich in elkaars buurt op de Grote Barrier in Lommel.

Bij het begin van de oorlog wijkt de voltallige familie Neuteleers uit naar Engeland, waar ze een onderkomen vinden in Swansea aan de westkust van Wales.   Miel en Harrie kunnen  er als arbeider aan de slag in de zinkfabriek “Usines William Foster”.

In de volgende berichten kan je meer lezen over het verblijf van beide families in Engeland.

Swansea
Swansea

Peter Jan (Peerjan) Agten

Peter Jan (Peerjan) Agten wordt op 1 oktober 1886 geboren in Hechtel.  Hij is de zoon van Peter Hendrik Agten en Catharina Vangeneugden.

In 1906 vervult Peerjan zijn dienstplicht bij het 1e artillerieregiment, 6e batterie.

Op 13 april 1912 trouwt hij met de Lommelse Maria Helena Janssen, waarna het jonge koppel zich vestigt in Lommel-Barrier.  Nog voor de oorlog worden in het gezin twee kinderen geboren.  

Peerjan is 4 jaar lang IJzerfrontsoldaat (hij behaalt alle 8 frontstrepen, waarbij elk streepje 6 maanden effectieve frontdienst betekent).  

In de zomer van 1916 vertrekt hij samen met enkele bevriende frontsoldaten voor een paar weken met verlof naar Swansea (Engeland).  Hij logeert er bij zijn jongere zus Elisabeth (Bet) en haar man Harrie Neuteleers.  14 dagen lang wordt er gefeest.  Bet laat achteraf weten: “Het heeft ons zeker 150 frank gekost.”

Na de oorlog keert Peerjan terug naar Lommel, waar hij als beenhouwer aan de slag gaat.  In het gezin Agten worden nog 5 kinderen geboren.

Peerjan Agten
Peerjan Agten

De grens met het neutrale Nederland – november 1914

In tegenstelling tot België kan Nederland zijn neutraliteit in de oorlog van Duitsland tegen de geallieerden bewaren.  Hierdoor wordt de grens met Nederland dan ook des te crucialer.  Via Nederland en van daaruit over zee, kan immers contact worden gehouden met het laatste stukje vrij België (achter de Ijzer).

Buiten de klassieke smokkel wordt de grens met Nederland gedurende de hele eerste wereldoorlog dan ook een belangrijke clandestiene trefplaats voor:

  • Spionnen, die hun informatie over de bewegingen en activiteiten van het Duitse leger naar de geallieerden trachten over te brengen;
  • Passeurs, die Belgische oorlogsvrijwilligers of jongemannen die de gedwongen tewerkstelling in Duitsland willen ontlopen, veilig naar Nederland helpen brengen;
  • Brievendragers, die de briefwisseling tussen Belgische soldaten aan de Ijzer en hun familie over de grens sluiken.

Al in oktober 1914 roept de Belgische regering vanuit Le Havre alle Belgische mannen van 18 tot 30 jaar op om langs Nederland uit het bezette gebied te ontsnappen en zich in Frankrijk aan te sluiten bij het Belgische leger.  Deze oproep wordt in de Nederlandse pers bericht en kan via binnengesmokkelde kranten in het bezette Limburg worden verspreid. Middels affiches waarschuwt de Duitse bezetter op 6 november vooral geen gehoor te geven aan deze oproep en wordt het alle jongemannen verboden de Nederlandse grens te passeren zonder een door Duits bestuur afgeleverd paspoort.

Om erger te voorkomen wordt brug 9 over het Kempens Kanaal (Lommel-Barrier) op de eerste zondag van november 1914 definitief door een Duitse controlepost bezet. Ruiters bewaken aanvankelijk de grens met Nederland, maar worden vanaf november vervangen door reservisten (Landsturm-eenheden) die op de grensstrook meerdere posten (op korte afstand) belegeren.  Onder de reservisten zijn er trouwens altijd wel enkelen die graag een oogje dichtknijpen in ruil voor één of meerdere biljetten van 100 mark.

Ondanks de verhoogde waakzaamheid slagen eind 1914 toch een dertigtal Lommelse jongeren erin om het Belgische leger te bereiken (eind 1914 zouden trouwens niet minder dan 5000 Belgische jongemannen heimelijk de grens overschrijden, liever dan zich aan de Duitsers te onderwerpen).

Landsturm-eenheden bewaken de grens met Nederland
Landsturm-eenheden bewaken de grens met Nederland

De Duitse bezetting in Lommel – november 1914  

Hoewel de eerste Duitse soldaten al op 18 augustus in Lommel opduiken, is er van een duidelijk georganiseerde bezetting pas sprake vanaf begin november 1914.  Aanvankelijk bewaken de Duitsers enkel de bruggen over het Kempens Kanaal en de toegangswegen naar Nederland.
Zo wordt Brug 9 (Lommel-Barrier) definitief bezet op de eerste zondag van november:  Elke voorbijganger wordt gefouilleerd;  Rijtuigen en wagens worden onderzocht om na te gaan of er geen weerbare mannen pogen via Nederland het Belgisch leger te vervoegen.

In november verschijnt ook de eerste verordening en bekendmaking, aan te plakken op bevel van de Duitse krijgsoverheid.   Het betreft de absolute voorrang in het verkeer van (Duitse) auto’s op straffe van een geldboete van 1 tot 10 fr. :

  • Er moet voor een auto zo snel mogelijk plaats worden gemaakt;
  • Tegenliggers dienen rechts uit te wijken, voorbijrijden moet links gebeuren;
  • Vrachtwagens en karren moeten uitwijken voor auto’s , zo nodig moeten ze het geplaveide deel van de weg verlaten.

Op 7 november 1914 worden we verplicht het Duitse uur in te voeren,  welke afhankelijk van het seizoen één of twee uur voorloopt op de Belgische tijd.  

Een week later volgt de eerste massale inkwartiering van Duitse ‘Landsturm’-troepen.  De Duitse Landsturm-soldaten zijn vaak wat oudere mannen, die tijdens WOI veelal instaan voor de bewaking van de grens met Nederland.

Duitse soldaten - vermoedelijk gelegerd in Lommel
Duitse soldaten – vermoedelijk gelegerd in Lommel

De bezetting op nationaal en regionaal vlak

Vanaf oktober 1914 is heel België, op het kleine stukje Ijzer na, door de Duitsers bezet.
De Belgische regering is uitgeweken naar Frankrijk en vestigt zich in Le Havre.  Koning Albert weigert echter pertinent te vertrekken en blijft met zijn troepen op Belgisch grondgebied.

Na de stabilisatie van het front wordt de bezetting van België eind 1914 definitief georganiseerd, waarbij het bezette gebied door de Duitsers in twee zones wordt verdeeld:

  • Het ‘Etappengebiet’, dicht bij het front, omvat het grootste deel van Oost- en West-Vlaanderen en een stuk van Henegouwen.  Het staat onder direct militair bestuur;
  • De rest van België wordt, samen met enkele kleine stukken van Noord-Frankrijk, bestuurd door het Gouvernement-Generaal in Brussel.  Van december 1914 tot zijn dood in april 1917 staat de bejaarde Pruisische officier Ferdinand von Bissing aan het hoofd van dit gezag.

De gouverneur-generaal is belast met zowel de militaire veiligheid, alsook het burgerlijk bestuur.  Zijn macht is quasi onbeperkt.  Hij dient enkel rekenschap af te leggen aan de Duitse keizer, waardoor de verordeningen die hij afkondigt, zonder meer kracht van wet hebben.  Op civiel gebied wordt hij bijgestaan door ‘Verwaltungschef’ Max von Sandt.

De Duitse bezetter tracht de Belgische administratieve overheidsdiensten zo intact mogelijk te houden.  Op lokaal niveau loopt het Duitse bestuur vrijwel volledig parallel aan het Belgische apparaat, waarbij elke Belgische gezagdrager – tot en met de stationschef – een Duits equivalent krijgt.

Een belangrijke uitzondering  hierop vormen echter de gemeentebesturen.  De burgemeester krijgt geen Duitse dubbelganger en de gemeenteraden behouden hun vergaderrecht. Toch heeft het gemeentebestuur slechts beperkte bewegingsvrijheid.  Hun handelen staat onder constant toezicht van het plaatselijke militaire gezag (ondergebracht in ‘Kommandanturen’) en al te weerspannige bestuursleden worden zonder pardon gedeporteerd.

Moritz von Bissing - gouverneur-generaal in België tijdens WOI
Moritz von Bissing – gouverneur-generaal in België tijdens WOI